(1912) (Amsterdam, inf.) weinig belangstelling; gezegd wanneer de interesse voor iets (inzonderheid de liefde) bijzonder lauw is. De eerste vindplaats suggereert echter ook tegenslag.
• „Lauw met de pook”. leder lezer verstaat deze uitdrukking, al kan men haar taalkundig niet goed thuis brengen, het betekënt het tegenovergestelde van het „voor de wind gaan”! (De stem des volks, 28/09/1912)
• De Vrijheidsbondelingen, voor wie; werd geducht -hoe was er ook niet van de torens geblazen- zagen de belangstelling in hun politieke caprices spoedig verminderen, ’t Is lauw met de pook. (Dagblad van Noord-Brabant, 07/07/1922)
• Zij kunnen toch niet allemaal ambtenaar worden, want ook aan dezen wijdvertakten boom wordt solied gesnoeid en gekapt. Handel dan? Ook daar is het lauw met de pook. (Dagblad van Noord-Brabant, 10/07/1924)
• Enkele dagen later werd Haveman in arrest genomen, maar spoedig liet men hem weer vrij. Getuige kwam toen den commissaris tegen, die in zijn handen wreef en uitriep: „Lauw met de pook, Haveman is weer vrij." (Haagsche courant, 17/09/1926)
• Liefde met ' n luchtje, ik ken dat: lauw met de pook. (Jan Mens: Griet Manshande. 1961)
• Van damesblad tot Vestdijk en daaraan vast ook nog even de televisie, hebben we dat meteen maar gehad en 't is allemaal lauw met de pook: Mevrouw weet wel overal wat van maar het vermag haar geen van alle uit haar stijve visite-zit le halen.' (Het vrije volk, 14/12/1961)
• ''t was altijd lauw met de pook. Wordt gezegd over een relatie waar de seksuele vonken niet bepaald van afspatten. (Jan Luitzen: Wie roept de jan-lik-mijn-bord-af even? Plat-Mokumse spreuken, woorden en verhalen. 2007) p. 19