Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-11-2020

kruidensigaret

betekenis & definitie

(1979) (euf.) nicotinevrije sigaret.

• De sigaret is niet bij de sigarenwinkeliers te koop maar uitsluitend bij reformhuis en drogist. De kruidensigaret wordt in Nederland onder de namen Honeyrose (van een handelsmaatschappij uit Drachten) en Affaire (gedistribueerd door een sigarenfabriek te Kampen) op de markt gebracht. Op de kruidensigaret wordt geen accijns geheven omdat er geen nicotine in zit. Het onderzoek van „Volksgezondheid" is gericht op het teergehalte, dat volgens de importeur 15 milligram bedraagt. Los van het resultaat van het onderzoek naar het teergehalte meent de zegsman van het departement dat de kruidensigaret als accijnsvrij produkt geen lang leven is beschoren. (De Volkskrant, 17/10/1979)
• Een kruiden-sigaret, die in 1981 in China op de markt is gebracht, is volgens deskundigen heilzaam voor lijders aan kwalen van de ademhalingsorganen. Helemaal niet roken is volgens hen echter nog gezonder. (Het Parool, 18/09/1984)
• Klein hoefblad is een van de belangrijkste bestanddelen van de Honeyrose, de Engelse kruidensigaret die sinds vorig jaar ook in Nederland verkrijgbaar is. (Limburgsch dagblad, 08/02/1993)
• Of een en ander nu het doel (minder drugs) dichterbij heeft gekregen, is de vraag, alleen al omdat de handel inmiddels enthousiast aan productinnovatie is gaan doen. Naast de nu snel oubollig wordende joints en stickies heeft men nu in de aanbieding: de paddo ‘hallucinaties veroorzakende paddestoel’, de nederwietsigaar (de Volkskrant 31-10-96) en de eufemistische kruidensigaret (Sum, oktober 1996).
• (Frank Jansen in Onze Taal. Jaargang 66. 1997)

< >