Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-02-2023

konijnenpijp

betekenis & definitie

1) (1933) (Antwerpen) bijnaam van de Waaslandtunnel (onder de schelde als verbinding met Linkeroever).

• Konijnenpijp, voetgangerstunnel onder de Schelde die het centrum van Antwerpen met de Linkeroever verbindt. (Claire van Putten: Antwerps zakwoordenboek. 1993)
• (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• De rijen auto's die voor de Scheldetunnel in Antwerpen staan aan te schuiven, lijken eindeloos. Die tunnel wordt niet voor niets de konijnenpijp genoemd. (Erik Vlaminck: Suikerspin. 2008)
• In de Waaslandtunnel waren vrijdagavond rond 17.30 uur tegels van het plafond losgekomen en op de rijbaan beland. Daardoor was de tunnel op bevel van de brandweer in beide richtingen afgesloten. De verkeerspolitie leidde de automobilisten weg van de site. “Vermijd de Konijnenpijp”, liet de politie via Twitter weten. (het Nieuwsblad, 02/06/2017)
• Frequente files deden zich voor bij de grote steden, zoals Brussel, Luik en Antwerpen. Bij Antwerpen was er dikwijls file bij de oude Waaslandtunnel, bijgenaamd ‘de konijnenpijp’, lange tijd de enige autoverbinding onder de Schelde door. (Korneel De Rynck: De Golden Sixties. 2022)

2) (1974) (Gent, scheldw.) lang, mager vrouwspersoon.

• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)

< >