Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-10-2020

kniphoudster

betekenis & definitie

(19e eeuw) bordeelhoudster. Het WNT citeert A. Fokke (De Narrensteinsche couranten of ernst en boert. 1815): “Herbergiers, bordeelbazen, kniphoudsters en dergelijken.” Kijk ook onder knip (2)*. Syn.: hoerenmadam*; kasthoudster*; madam*; moeder*; rofster*.

• Kniphoudster, waardin van een licht huis, verleidster, zoowel eigenlijk als figuurlijk. (De Nieuwe Reeks. Volume 9. 1857)
• Waardin van een licht huis, kniphoudster. (G.A. Bredero: Het Moortje: blijspel. 1859)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)

< >