Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-10-2020

kleptijd

betekenis & definitie

(1987) (stud.) periode van het zoeken naar een dispuut.

• De enige gezelligheidsvereniging is St-Olof, een onofficieel corps waar, tijdens de 'kleptijd' de 'klooien' regelmatig 'harken'. (Playboy, september 1987)
Doen de oud-leden niet voorafgaand aan een nieuw collegejaar een duit in het zakje om de kleptijd te bekostigen, dan doen ze het wel achteraf door bijvoorbeeld de dispuutsdas voor de nieuwe leden te betalen. (Univers, 27/11/2008)

< >