(1978) (sp.) iemand die erg begaafd is in iets. De term ontstond wellicht in het wielermilieu en werd in eerste instantie ook gebruikt m.b.t. klasserenners. Nu wordt het woord veel algemener gebruikt, en niet alleen m.b.t. personen maar ook tot zaken.
• Hij kan goed klimmen en goed temporijden als het moet. Een klasbak noemen ze zo'n jongen. (Tim Krabbé: De Renner, 1978)
• Met hoeveel klasbakken heeft Hans Vermeulen zich niet omringd. (Oor, 16/11/1985)
• ... een sterk naar de Talking Heads `Remain in Light' refererende plaat waaraan klassebakken als Adrian Belew en Nona Hendryx meewerken. (Backstage, november 1986)
• Volgens eigen zeggen was hij allerminst het prototype van de superkampioen, maar doordat hij zich suf trainde en er tijdens wedstrijden telkens opnieuw in slaagde de pijngrens te verleggen, groeide hij uit tot wat in wielerkringen een `klasbak' genoemd wordt. (Haagse Post, 11/04/1987)
• Vroeger reed hij direct voor de bezemwagen als het eventjes bergop ging, nu werd hij zomaar vierde in de Tirreno-Adriatico. Je kunt stellen dat de klasbak zijn vak heeft geleerd. (Het Parool, 19/03/1988)
• Hij wil blijkbaar per se stunten. Het is een klassebak, mij moet je het niet zeggen. (De Standaard, 28/03/1988)
• ... maar je ziet dan zelf aan de pedaaltred, de snelheid en de dingen die iemand doet in de koers dat hij een klasbak is. (Vrij Nederland, 17/11/1990)
• Bij het wielrennen wil een stilgevallen coureur nog wel eens in een wak zitten, terwijl de klasbak simpel van hem wegrijdt. (NRC Handelsblad, 25/05/1991)
• Als je een onbetrouwbare hond bent, maar je wint, dan ben je een klasbak. (Bert Wagendorp: De proloog. 1995)