Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 05-10-2020

king-size

betekenis & definitie

(1957) (< Eng.) gezegd van iets dat erg lang of groot is. Een verwijzing naar de kingsize-filtersigaret, een sigaret van buitengewoon groot formaat.

• Tegelijk boden ze elkaar sigaretten aan, hij uit zijn pakje gauloises, zij uit een metalen kistje. En zij aanvaardde weer een maryland, terwijl hij een king-size amerikaan met gekleurde filter van haar aannam. ... (Johan Daisne: Onmoeting in de Zonnekeer. 1967)
• Binnen handbereik lag een king size servet, waarmee het stuur eerst werd afgeveegd als de patron er zelf achter plaats nam. (Jef Geeraerts: Gangreen 3. Het zevende zegel. 1977)
• In plaats van een groot warenhuis (van de Koninklijke Bijenkorf Beheer) opende Albert Heijn toen een king size supermarkt, die inmiddels alweer verkleind is! (Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap: Geografisch tijdschrift, Volumes 20-21. 1986)
• Want de prachtigste king-size-sandwich kan het niet opnemen tegen die twee droge regeringswitsneetjes. (Jos Brink: Laat mij maar schuiven. 1988)
• Kingsize colaflessen (gezinsflessen, zegt men nu), kingsize sigaretten, het werkte besmettelijk, weldra heette alles wat een beetje formaat had kingsize. 'Ik heb een kingsize griep.' (A-griep, 1957) (Herman Pieter de Boer: De verdwaalde foto. 1991)
• Uit 'Faithfull' blijkt dat de jaren zestig werden doorgebracht op bed. Mick Jagger kocht een king-size exemplaar en schreef daarop zijn songs... (NRC Handelsblad, 21/10/1994)
• Je krijgt er een King-Size-erectie van, midden in het razende gewoel, en je voelt meteen dat je dodelijk verliefd bent geworden… (Paul Verhuyck: Hout en koper. 1999)

< >