(1906) (Antwerpen, sch.) gezegd van iemand die op de tenen gaat. Vgl. bakkersbenen*; etalagebenen*; flanellen* benen; kachelbenen*; ooievaarsbenen*sasselewiebenen*; taksbenen*.
• Kermisbeenen, Spr. Hij heeft kermisbeenen, gezeid van iemand die op de teenen gaat, waarschijnlijk omdat zijn gang wat van 't dansen wegheeft. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)