1) (17e eeuw) (sch.) grijze haren. Reeds bij Huygens, Cats en Westerbaen. Ook vermeld door Harrebomée (1858): "De kerkhof-bloempjes wassen op zijn hoofd." Vgl. Duits: Kirchhofsblumen.
• Daar wassen kerkhofsbloemen op zyn hoofd. Dat zyn gryze hairen, die de bejaarden op hunnen kerkhof moeten doen denken. Van zulk een zegt men: Hy is in de wiege niet versmoort. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• Grijze haren hebben: kerkhofbloemekens op het hoofd hebben. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• „Ja ja," voert Buisman spraakzaam het woord, „bij mij komen de kerkhofbloempjes al, en als je „over de zestig bent, ben je in 't laatste bedrijf. (Jan Koopmans: Letterkundige studien over de negentiende eeuw. 1931)
• Glimlachend had hij daarna op zijn oogrimpeltjes gewezen. ‘Kijk maar, de kerkhofblommetjes benne der al.’ (Catalijn Claes: Zilveren zielen. 1978)
• Witte haren zijn kerkhofbloempjes. (H. Welters: Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg. 1982)
• We moeten het weer eens over de dood hebben vrienden, want ik aanschouwde mijzelve vanochtend in de spiegel en dacht aan de verzuchting van mijn goede moeder: grijze haren zijn kerkhofbloemen. (HP/De Tijd, november 2018)
• Niet stoppen met verven!’, zegt de vrouw in de kappersstoel naast mij. ‘Geloof me, het maakt je in één klap tien jaar ouder.’ Ze kan haar afgrijzen nauwelijks verhullen. ‘Grijze haren zijn kerkhofbloemen.’ (De Volkskrant, 21/10/2022)
2) (1993) (med.) bloeduitstortinkjes aan de onbedekte huid bij bejaarden. Bron: Onze Taal, mei 1993.
• Kerkhofblommen zijn ook de bruine vlekken op de huid van ouder wordende mensen. Vgl. Ndl. kerkhofbloempjes: grijze haren. (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• (Pinkhof geneeskundig woordenboek. 2012)