Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 16-12-2023

keet lellen

betekenis & definitie

(1967) (Ned. regionaal) (onder jongeren) lol trappen; plezier maken; drinken en feesten.

• Deze excessen worden door ons ouderen en terecht afgekeurd, maar wat stellen we daar tegenover? Mag je nou niet eens een keer per jaar keet lellen? (Het Parool, 09/01/1967)
• Wie het meeste keet lelt heeft gewonnen. Daarbij zij aangeduid dat keet lellen nog erger is tol trappen. (NRC Handelsblad, 17/04/1971)
• Plezier maken, dat is samen vrij spelen, voetballen, korfballen, lijnballen, spoorzoeken. Dat is samen eten in de hotels in Beilen, samen zingen in de trein , met de meester en de jufravotten in het zand en „keet lellen". (Nieuwsblad van het Noorden, 22/05/1974)
• De jonges en de meisjes lagen op een aparte zaal en de leiding sliep onder. Wij wilden graag keet lellen en wij wouden naar de andere kand maar dat kon niet, want als de leiding ons snapte moesten wij beneden slapen en daar hadden wij geen zin in. (Leeuwarder courant, 07/10/1982)
• Zuster Gerda brengt me naar het schooltje van het vluchtelingenkamp, gehuisvest onder een groot dak dat ook als kerk dienst doet. Een tiental kinderen zit ijverig te schrijven en het is duidelijk dat hier van keet-lellen geen sprake kan zijn. (Algemeen Dagblad, 19/12/1987)
• Wie gaat er keet lellen bij de Witte Sokken, een bommetje gooien naar de Dolfijnen? (Trouw, 23/04/1991)

< >