(19e eeuw) (sch.) dooddoener op het gezegde `dat kan ik niet', wanneer er iets beslist moet gebeuren. De onderliggende gedachte is dat men gewoon niet 'wil'. Er bestaan allerlei varianten. Zie ook: wil niet ligt op het kerkhof.
• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• «Schapen halen?» bulderde de reus. «Ik belast werk. Niemand doet hier wat op eigen houtje. Gij moet vandaag het land gaan ploegen!» «Ik heb nog nooit geploegd, meneer! Ik kan niet ploegen!» «Ik kan niet is dood! » (Voor 't jonge volkje; een geïllustreerd tijdschrift voor de jeugd. 1880)
• Dat kunnen wij doen, door onze mannen te steunen in den strijd tegen de onderdrukkers. Niet met kleinburgerlijke dingen komen van: ik kan niet weg. Hierom niet en daarom niet. Kan niet is dood, wil niet bestaat nog. (De arbeid; weekblad van het Nationaal Arbeidssecretariaat in Nederland, 03/09/1927)
• … het vertoonde spel was niet slecht, jammer, dat de voorhoede maar niét op gang kan komen; maar enfin jongens, „kan niet is dood”, dus ook jullie kunnen het wel. (Het groentje; sportblad voor Noord-Holland, 30/09/1937)
• `Nee ... genoeg ... Ik kan niet meer', steunde het domineeskind, zich vastgrijpend aan Jim, die met het hoofd op de tafel lag te happen naar lucht. `Kan niet is dood!', wreed hield Ken aan. (Willem van Iependaal: Kluivenduikers Doedeldans, 1937)
• „Kan niet” is dood: ’n afdeling die ons in October 1937 nog met de hand op het hart verzekerde dat ze onmogelijk kans zag een bloemendag te houden, „bij ons gaat dat eenvoudig niet”, komt in 1938 reeds met een zeer behoorlijke opbrengst voor de dag van een speldjesdag, die wél ging. (De Middenstandskrant, 19/03/1938)
• En hoe zwaar de taak ook mocht zijn, die den jongens werd opgedragen, zij rustten niet, voordat ze was volbracht. Het spreekwoord „Kan niet is dood” was zeer zeker van toepassing op het gezin van den Werkendamschen hoofdonderwijzer en ook later is het deze karaktertrek, die steeds weer bij den Leider opvalt. (Henk Schumacher: Dat is Anton Mussert. 1942)
• Kijkt eens, waarde critici, onze lieve moeder zei altijd: ‘Kan-niet ligt op het kerkhof’. En ze had, als zo dikwijls, gelijk. (Neerlandia. Jaargang 57. 1953)
• Wat was hij voor lamlendige lul dat hij dacht dat die twintig jaar scholing en intellectuele indoctrinatie niet meer van zich af kon werpen? Als hij maar wilde. Kan niet ligt op het kerkhof. (Maatstaf. Jaargang 26. 1978)
• Kanniet is dood en Wilniet ligt op het kerkhof. (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• Kanniet... Kannie is dood, rotti [Ind.] is brood.
Kanniet is de pastoor van Boskoop en die is dood. (Inez van Eijk: Zo lust ik er nog wel een. 1980)
• Kenniet, in de zegsw. kenniet loit op ”t kerkhof (en wulniet loit er naast), reactie op iemands opmerking dat hij of zij iets niet kan. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Kanniet: onmogelijk; als iemand vroeger op school zei: 'kanniet', dan riepen alle andere kinderen: 'roti is brood en kanniet is dood.' (Fred S. Loen: Petjoh. Indisch woordenboek. 1994)
• ‘Jullie hoeven niet hetzelfde paadje af te lopen als wij,’ zei haar moeder altijd. ‘Er is meer op de wereld.’ En ze was daarvoor tot veel bereid -desnoods nam ze nog een baantje erbij om een extra cursus voor de kinderen te financieren. ‘Kanniet ligt op het kerkhof,’ was haar motto, ‘en wilniet ligt ernaast.’ (Geert Mak: Hoe God verdween uit Jorwerd. 1996)
• In het voorjaar van 1977 verscheen zijn tweede bundel Een eigen auto met verhalen die grotendeels waren geschreven voor de dood van Carry. De thema's zijn hetzelfde. Loesberg is de hoofdpersoon, zijn motto is ‘ik haat ze allemaal’. Loesberg als kleine jongen, als student en als lifter, hij haat zijn soortgenoten en gedraagt zich destructief. Het verhaal ‘Kanniet is dood’ is illustratief. De kleine Loesberg krijgt van zijn opa een felbegeerde speelgoedjeep. Binnen enkele dagen is het ding gemold. (Passionate. Jaargang 5. 1998)
• 'Kanniet is dood,' antwoordde Maarten met een mislukte poging tot sarcasme. (J.J. Voskuil: Het bureau: Plankton. 2002)
• ‘Looise,’ zegt Vogel, ‘had twee lijfspreuken: ‘Kan niet is dood’ en ‘Bij een knap stuk werk komt altijd een hamer te pas’. (HP/ De Tijd, 30/05/2003)
• Kan-nie li óp 't kerkhof èn wil-nie li d'r neeve. Kan-niet ligt op het kerkhof en wil-niet ligt er naast. Dit zegt men tegen kinderen (of mensen) die bij een opdracht meteen ontmoedigd 'dè kan ik nie ' zeggen. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• Hij noemt zichzelf 'De Vliegende Hollander' en duikvluchten maakte hij. Een volksjongen uit de Jordaan die op school het stinkdier werd genoemd en van pa behalve klappen ook een wapenspreuk meekreeg: 'Kan niet is dood en mag niet ligt ernaast. (Het Laaste Nieuws, 10/09/2008)
• “‘Kan niet’ ligt op het kerkhof en ‘wil niet’ ligt ernaast.” Oftewel: zanik niet over wat je niet kunt of wilt. (Jaap Toorenaar: Mijn moeder zei altijd. De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders. 2015)
• ‘Kan niet, ligt op het kerkhof en wil niet ligt er naast’ en ‘waar een wil is is een weg’. (Tommy van Duiven: Groei in verdrukking. 2018)