(1950+) (inf.) buurt waar alleen pretentieuze, bekakte burgers wonen. Voorheen: kouwe kakbuurt. Ook bijnaam van Amsterdam-Zuid, waar hondenbezitters hun dieren naar de goot sturen om hun behoefte te doen.
• Sinds kort heeft Amsterdam-Zuid — ook bekend als de Amsterdamse kakbuurt — zijn eigen borden, die milieuverontreiniging willen tegengaan. De borden, van onbekende oorsprong zijn erop gericht de hondenbezitters hun viervoeters met hoge nood naar de goot te sturen. (Nieuwsblad van het Noorden, 27/11/1970)
• Toen ik nog penningmeester was werd mij.door een van de beroepskrachten verweten dat ik mij niet als arbeider gedroeg. Ik moest met andere woorden tegen een deelgemeente zijn en ik mocht niet wonen op de Oostmaaslaan want dat was een kakbuurt. (Het vrije volk, 27/11/1980)
• Dan verplaatst de film zich helaas naar een kakbuurt rond Los Angeles en begint de komedie. (De waarheid, 24/06/1988)
• Er was een kat kwijt en er waren briefjes opgehangen. Ze heette Kakkie, las ik. Het was een kat uit Amsterdam-Zuid. Dat was wel passend, want Amsterdam-Zuid is een kakbuurt. (Paulien Cornelisse: Taal voor de leuk. 2018)