Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-08-2020

jees, jeez

betekenis & definitie

(1620) bastaardvloek. Afgeleid van Jezus. Vaak als tussenwerpsel.

• Watte dinghen? mijn goet ghestolen? ... wat! jees'! ... B. Jemeni dingetje, waeper moort! amy och armen! (G.C. Van Santen: Snappende Siitgen. 1620)
• (P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie. 2001)
• ‘Jeez, mam. Dit gaat wel over, echt,’ had ik gemompeld. (Jessica Durlacher: De held. 2010)

< >