Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 12-08-2024

jeechie kreechie

betekenis & definitie

(19e eeuw) (ook wel: jeetje-kreetje) (Utrecht) uitroep van verbazing of ergernis. Variant: jeetje-kreetje*. Zie ook: Jeemes Kreemes .

• Jeechie Kreechie! ( Jezus Christus ! ) Uitroep van verbazing, enz . (A. Beets: Utrechtse volkswoorden en volksgezegden. Lijst van dialectische en plaatselijke woorden, woordvormen, wendingen en uitdrukkingen, gezegden en spreekwoorden; opteekeningen over gebruiken en gewoonten enz. In: Driemaandelijksche bladen, Volumes 18-23. 1918)emaandelijksche bladen. 1918)
• Jeechie - Kreechie, basterdvloek. (Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde. 1927)
• jeechie kreechie! (Jezus Christus!) Uitroep van verbazing, enz. Verg. Limb. Jézemers Krézemers! (A. Beets: Utrechtse volkswoorden en volksgezegden. 1927)
• jeechie-kreechie, jeetje-kreetje, jemigdepemig, jemigdekremig, stik de moord in Amersfoort, val in moten voor mijn poten, krijg de polio aan je jodokio… (Neerlandica Wratislaviensia, Volumes 9-10. 1996)
• De volgende woorden uit de lijst-Beets komen ook aan het eind van de twintigste eeuw nog voor: jeechie, jeechie kreechie, sjeuzes mina, de moord stikke, stik te moord!, je hoor thuis op ’t end van de Lange Nustraot, sjchume en je ken me de maors likke. De krachtiger uitdrukking lik me de maors in Breukele is een woordspeling met de naam van het dorp Maarssen. (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999)
• (P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie. 2001)

< >