(19e eeuw) (euf.) de dood.
• Maar fut .... want eensklaps trekt Jan Langbeen u naar ’ t graf. (Hendrik Jan Schimmel: Dramatische poëzij; Lodewyk de elfde: drama in vyf bedryven. 1856)
• … of ik ben op stap met deze of met gene, misschien lig ik wel in bed met jou zoals in de verleden tijd. Soms neem ik mij voor: ik laat me zinken tot op de bodem van het bad en blijf daar liggen, een week, twee weken, tien als 't moet, om het rendez-vous in geen geval te missen want je moet in 't leven niet zoveel fabels hebben gelezen om je af te vragen, die zwaan, wie weet wie is het die daar komt in 't wit - je bent er immers nooit zeker van wie (of wat) je niet ziet achter wie (of wat) je ziet - het zou wel eens Jan Langbeen kunnen zijn, of hoe je die knekelman ook wilt noemen, zo'n onverbiddelijke erotomaan in zwaan, het zou me niks verbazen sedert in mijn lichaam die onvoorstelbare, ongeneeslijke holte is ontstaan. (Ivo Michiels in Maatstaf. Jaargang 41. 1993)