(19e eeuw) (cliché) de kleine burgerman; Jan met de pet.
• Dat nu voortaan de schoorsteen kon rooken. Bij Jan Grabbel en de lui van z'n soort wiens gezanik hen, denkende menschen, maar stoort. Maar Jan Grabbel was, en met reden; Met dit kleine beetje lang niet tevreden, En hij vroeg, al vonden de heeren het veel, Het hem van rechtswege toekomende deel. .Jawel,", zeiden de rijken, „daar kun je naar fluiten, Zoo'n wetgeving kost ons de dierbare duiten. Dan maar liever een stelletje aan ’t bewind, Dat wat minder socialerig is gezind." (Het volk, 21/08/1904)
• Het toch al schamele verblijf van Jan Grabbel dus nog afgestaan en nog kleiner gemaakt, terwijl achteruit bij de officieren genoeg ruimte is. (Het Volk, 25/02/1913)
• Is het nu geoorloofd, mijnheer de Redacteur, dat een sergeant die f42 per maand ontvangt, een streepje vóór heeft, terwijl Jan grabbel, die maar 150 centen op de 7 dagen ontvangt, gestraft moet worden, zoodat hij van zijn f ,50 nog f 3 a 4 gulden moet missen? (Dagblad van Noord-Brabant, 23/05/1917)
• De man heeft openlijk geschreven, dat de burgemeester van Rhoon een dief is, en terecht, dat groote honden elkaar niet bijten. Was het Jan Grabbel geweest, dan was hij allang voor den bijl. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 01/11/1924)
• (Ton Spruijt: Johannes. Het groot Jannenboek. 2001) p. 71
• En de 14e-eeuwse Jacques Bonhomme voor een ‘simpele dommerd’ is zonder de minste twijfel een Jan. Het is een typische woordcombinatie met de allerfrequentste voornaam, te vergelijken met Jan Boezeroen ‘arbeider’, Jan Compagnie, Jan Contant, Jantje Contrarie, Jan Courage, Jan Doetal, Jan Draag-an, Jan Evert ‘jenever’, Jan Gat ‘onnozele sukkel’, Jan Gort ‘keukenpiet’, Jan Grabbel ‘de kleine burgerman’, Jan Joker ‘sukkel’, Jan Hen ‘sullig, goedzakkig persoon’, Jan Jurk ‘onmannelijk persoon’, Jan Kalebas ‘opschepper’, Jan Kordaat, Jan Krediet, Jan Krent ‘gierig persoon’, Jan Lul ‘slappeling’, Jan Modaal, Jan Ongeluk, Jan Pappelepap ‘iemand aan wie je niets hebt’, Jan Patat ‘de gewone man’, Jan Potage ‘hansworst’, Jan Pret, Jan Publiek, Jantje Rechtuit, jansalie, Jantje Secuur, Jantje Soet ‘souteneur’, Jantje Stapnetjes, Jan Vlegel. (Frans Debrabandere in Neerlandia/ Nederlands van nu. Jaargang 114. 2010)