(16e eeuw) (Barg.) brood.
• (Isidoor Teirlinck: Woordenboek van Bargoensch. 1886)
• In de klucht Vande schuyfman (1504) zegt een der ‘fielen’: ‘Int lijckhuijs daer geeft men witten hoeff’ (vs. 99). Verdam's verklaring (Mnl. Wdb. III, 465) als ‘hoefblad’, overgenomen in het Ned. Wdb., klinkt al heel onwaarschijnlik! Zonder twijfel hebben we hier het Bargoense woord hoef, dat Is. Teirlinck in zijn Woordenboek van het Bargoens optekende, en dat brood betekent. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 24. 1930)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)