Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 12-06-2020

het net doen bollen

betekenis & definitie

(1959) (voetb.) een doelpunt maken.

• Hij heeft de bal met het linkerbeen langs de Belgische keeper getrapt. Het leer ketst echter tegen de paal. In tweede instantie Iaat Abe het net bollen. (Provinciale Drentsche en Asser courant, 20/04/1959)
• Voor het laatste doelpunt - legde Muller' de grondslag. Hij goochelde wat op de rand van het strafschopgebied met de bal, tikte door naar Swart, die de bal voor de voeten van Henk Groot legde. Groot schoot zelf niet, maar speelde met een uitermate snel en listig tikje Feldmann vrij. Zijn schot deed opnieuw het net bollen. (Het vrije volk, 08/03/1962)
• Tien minuten voor rust liet Van Huet voor de laatste keer het net bollen, toen hij een van de doelman terugstuiiende bal inknalde. 3-0. (De Tijd De Maasbode, 13/10/1969)
• De sterkere thuisclub wist de vele doelkansen slechts gedeeltelijk te benutten. Sourus Pitai, Gert-Jan Smiesing en Johan van Boxtel (2x) lieten het net bollen namens de Gorkummers. (de Dordtenaar, 13/09/1993)
• Als klein knaapje beschikte hij al over een uiterst scherp reukorgaan voor goals. Gehuld in het groen-witte tricot van Spero liet Dave van Kuppeveld als jong ventje aan de lopende band het net bollen. (de Gelderlander, 24/03/1995)

< >