(18e eeuw) (cliché) je kunt niet blijven feestvieren. Vgl. Kerstmis* komt maar eens in het jaar.
• Dat is, ’t is niet altoos een tyd van weelde, en goed çier te maken. Men kan wel eens tegen den Borgemeester teeren, maar niet altoos. Een Borger en Borgemeester zyn twee. Doch eens weelde is niet altijd armoede.'t Gaat dan zo met de kermis door, en kermisgaan, zegt men, is wel een bilslag waardig. Hy bedankt zich niet altoos, van wien gezegt word, Hy heeft een kermis weg. Want zulk een is wel slecht te gast geweest. ’t Spreekwoord is al van oude tijden:'t Is een slecht dorp, daar't niet eens in ’t jaar kermis is. Men zegt ook't is niet altijd vastelavond: want daar na komt de vasten. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitlegging van dagelijks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden. 1720)
• Non semper erunt saturnalia, het is niet altijd kermis. (P. Weiland: Kunstwoordenboek. 1858)
• 't En kan niet altijd feest zijn: niet altijd kermis. – Wij vieren feest en werken niet: hangen (of steken) den blauwen voorschoot uit. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• Dit is nie elke dag kermis nie: 'n Mens kan nie elke dag plesier wil hê nie: Life is not all beer and skittles. (M.S.B. Kritzinger, E.J. Pienaar, A.A.M. de Villiers: Afrikaanse spreekwoorde, gesegdes, ens. 1927)