(1922) (inf.) met moeite; met de grootste opoffering.
• Wanneer het zoo van Sassenbloed moet gaan, dat daartoö aan de Vaderlandsche beeldhouwers geen opdracht kan worden verleend, zou het maar beter wezen om met de uitvoering van dit plan nog wat te wachten. (Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant, 31/03/1922)
• Omdat ik 't zoo koddig vind, dat U tegen de kosten opziet. Als het van sassenbloed moest gaan, kondt U eenigszins gelijk hebben, maar wat maakt 't voor U uit dat U, voor herstel van gezondheid, eene extra uitgave doet van eenige duizenden francs? (Limburgsch dagblad, 19/05/1923)
• Hierbij behoort ook de dial. zegswijze van sassenbloed, d.w.z. met groote moeite, met opoffering gepaard, ternauwernood (Opprel, 80; ook in de Vechtstreek en te Amsterdam), eig.: dat gaat van sas en bloed, dat kost sas en bloed. (F.A. Stoett: Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. 4de druk. 1923-1925)
• Overigens zijn ze de leer toegedaan, dat het beter is eens burgemeester te zijn, dan altijd armoe te lijden. Spaarbanken bestaan voor hen niet. Evenmin verzekeringsmaatschappijen. Voor hen is de lommerd, zijn de begrafenisfondsen, tenzij ze tegen de laatsten hebben, dat men maar altijd kan blijven opdokken. In ieder geval gaan de ‘boscenten’ van sassenbloed. (De Nieuwe Gids. Jaargang 53. 1938)
• sassenbloed, o.: het gaat van -, met grote opoffering (eig. van ’s harten bloede). (Koenen Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal. 1940)
• (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)