Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 02-03-2023

het bobijntje is af

betekenis & definitie

(1906) (Vlaanderen, inf.) hij is dood; (sp.) gezegd wanneer een renner niet meer kan volgen of leeggereden is; ook wanneer het gedaan is met de ontsnapping; van een voetballer: totaal uitgeblust, aan het eind van zijn krachten. Ook wel: aan het eind van zijn bobijn zijn.

• Spr. Het bobijntjen is afgeloopen, zijn leven is ten einde. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)
• Tenslotte heeft Pietje De Dood hem toch komen halen. Hij is gepasseerd. Zijn bobijntje is afgelopen. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• (Dik Bruynesteyn: Vals plat. 1992)
• Ze laten met hun kloten spelen of draaien die af op de macadam voor de Spaanse patron. Of ze piloteren de Italiaanse rappe man in de eindgalop. Maar zelf een lege palmares. Te snel hun bobijntje afgewikkeld, halfweg koers al zwarte sneeuw. (de Volkskrant, 18/07/1995)
• Trainer Van Gorp beaamde dat zijn groep mentaal niet echt fris meer zit. “Het bobijntje is af. We zaten van meetaf niet echt in de match en de vroege Eupense treffer deed ons twijfelen.” (Het Laatste Nieuws, 02/04/1999)
• De derde nederlaag op rij kwam ook bij Kristof Imschoot vrij hard aan. Vroeg in de match moest de middenvelder al met een hoofdwonde naar de kant. "Het bobijntje is af. De competitie duurt voor ons een maand te lang. Neen, de extrasportieve perikelen van de jongste weken waren niet de oorzaak. Het loopt gewoon minder lekker." (Het Belang van Limburg, 22/04/2003)
• ,,Het bobijntje is af, zegt Pascal. ,,De motivatie om er alles voor te doen raakt op. Elke dag om drie uur uit de veren, dat weinig slapen begint zijn tol te eisen”. (Het Nieuwsblad, 06/01/2006)
• (Freddy Michiels: Het Groot Sinjorenboek. Deel II: typisch Antwerpse uitdrukkingen en gezegden. 2008) p. 78
• (Patrick Cornillie: Met de tong op de guidon. 2015)

< >