Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-04-2024

Gullitpruik

betekenis & definitie

(1988) (epon. Naar de Ned. voetballer Ruud Gullit, 1962) zwarte pruik met dreadlocks. Vaak gebruikt door aanstaande bruidegommen op vrijgezellenfeestjes. Ook bij carnavalsverenigingen erg populair.

• Alles was zwart en rood gisteren in Milaan. Vrouwen met zwarte jurken en rode kniekousen, honden met tweekleurige linten, zwetende mannen die ondanks de hitte hun rood-zwarte sjaal of petje niet wilden afdoen, door de drank verhitte gezichten onder een donkere Gullit-pruik. (NRC Handelsblad, 16/05/1988)
• Ondanks de drukkende hitte was een groot aantal' Italiaanse supporters uitgedost met een Gullit-pruik. (Het vrije volk, 25/05/1989)
• Zal ik m'n Gullit-pruik even afdoen? (De Telegraaf, 05/06/1990)
• Frank Rijkaard benutte de vakantie om in alle stilte te trouwen. De stervoetballer van AC Milan trad gisteren in Amsterdam in het huwelijk met Monique Olger, maar de plechtigheid was niet helemaal geheim gebleven. Zo doken er twee supporters op, van wie één een Gullit-pruik had opgezet. (Nieuwsblad van het Noorden, 29/06/1991)
• Hij kijkt met veel plezier terug op de Gullit-pruik van 1988. (Provinciale Zeeuwse courant, 11/05/2000)
• Na een week zouden we ook gek worden van de 'Mollemania', zoals de Nederlandse Tourkoorts tegenwoordig heet, maar één namiddag kan er best mee door. Het eerste uur houden we ons afzijdig en amuseren we ons met gekke mensen tellen. We spotten een man in badjas, een paardenkop, een Gullitpruik, een leeuw, een banaan, een wortel. (Het Laatste Nieuws, 19/07/2013)

< >