Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 18-09-2022

grooving, groovy

betekenis & definitie

(1950+) (jeugd) (Eng.) hip. Tegenwoordig ook: leuk, cool, hedendaags. Oorspr. een jazzterm voor: met goed begrip van swing spelend.

• Voor de gemiddelde speed-freak maakt dat weinig uit; als junkie ben je met niets anders bezig. Het is Han ook veel moeilijker clean te blijven, maar ben je eenmaal omgeturnd heb je weinig meer met de straights te maken en dat is grooving. Hoewel, het is een bekend feit: Speed kills. En dat is niet cool. (Nieuwsblad van het Noorden, 10/09/1971)
• Nee eerlijk, ik von het zo'n begrafenis, groovy in me geheugen. (C. B. Vaandrager: De Hef. 1975)
• Ze zitten bij elkaar achterop de fiets, zitten naast elkaar op de trappen van het podium in het Concertgebouw als Lou van Rees hen wil wegsturen, tot woede van Ella Fitzgerald die zegt hen 'groovy' te vinden, een woord, waarvan zij als ingewijden de betekenis kennen. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt. 1985)
• Dit gestileerde gedrag verhindert niet dat het publiek in het Haagse Congresgebouw als één man overeind komt bij het groovy 'New York City Boy'. (De Groene Amsterdammer, 01/12/1999)
• Groovy platen met soul. (Elsevier, 22/12/2001)
• Weg van de benepen burgermoraal, op naar de psychedelische seks. Groovy, baby. (Renate Dorrestein: Is er hoop. 2009)
• groovy • Geweldig, fascinerend. (Wim Daniëls: Mieters. De taal van de jaren vijftig. 2012)
• Voor de fietsers van Amsterdam was de stad deze periode echter een stuk minder ‘groovy’. (Pete Jordan: De fietsrepubliek. 2013)
• Welke taal de volwassenen ook spraken, altijd slingerden ze er groovy Engels doorheen. (Mireille van Hout: Ibiza, land van liefde. 2016)
• Rollerdisco, weet je wel. Lekker ouderwets. Lekker groovy. (Jerry Goossens: Ingeborg. 2022)

< >