(W.O. I) (Vlaanderen, sold.) zie citaat.
• Groenselboeren of Groenteboeren. Vl. voor Stafofficieren die in de beginperiode van de oorlog nog een groen uniform droegen. (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906)
Gepubliceerd op 21-07-2020
groenteboeren
betekenis & definitie