Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 21-07-2020

grindboer

betekenis & definitie

(1924) (inf.) bedrijf dat aan grindwinning doet.

• We beginnen met den grindboer die alleen hooi, of hooi en ingekuüld gras als hoofdvoer geeft: (De boerderij, weekblad gewijd aan den land- en tuinbouw, veeteelt, pluimveehouderij enz., 17/12/1924)
• Het is dan ook merkwaardig, dat ouderwetse mensen nog wel spreken van een „steenboer", een „turf- boer", een „grindboer", enz. (Gedenkboek: Hibin, 1905-1955. Gepubl. 1955)
• Sinds Rutten zijn weinig populaire opvatting verkondigt is zijn telefoon op rare tijden gaan rinkelen. Vreemde stemmen verwensen hem of bedreigen hem met de dood. Maar hij blijft bij zijn stelling dat je in het belang van de grindwinning (“één enkele grindboer”) en de bewoonster van de kasteelboerderij (“een 85-jarige weduwe met een geweer”) niet een dorp van 1.600 inwoners mag helpen verdrinken. (NRC.nl, 02/02/1995)
• De baggerboten die vandaag al in het gebied liggen, blijven de komende decennia prominent aanwezig in het Maasbeeld van Ophoven. In theorie kan Rekin nu tot een diepte van vijftig meter uitgraven. Maar eerst zal de maatschappij het — commerciële — bouwzand ophalen. Dat zit tot een diepte van 19 meter. In Vissenakker werd al een deel gewonnen, in Boterakker nog niet. Onder het bouwzand zit het — kwalitatief mindere — vulzand. Dat geraken de grindboeren niet kwijt op de markt en wordt alleen gebruikt om het gebied aan te vullen.(Het Nieuwsblad, 26/02/2013)

< >