Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 15-12-2023

griebelgrauw

betekenis & definitie

(1915) (Ned. regionaal) schemering, de overgang tussen dag en nacht.

• Met opgewekte stem hadden we alle kerstbestellingen genoteerd en gezegd tegen de waslijst, dat ze Woensdagavond na 8 uur het een en ander konden komen afhalen. Het stel, dat elkander om half negen in het griebelgrauw trof bij het kooihuis, was wat je noemt een elite-stel, bestaande uit de jachtleider, een rentmeester, een dokter, een plattelandsburgemeester, vergezeld door zijn secretaris, die zich juist dat jaar ook bij het groene gilde had aangesloten… (De Volkskrant, 24/12/1954)
• (A.A. Weijnen & P.H. Vos: Woordenboek van de Brabantse dialecten. 2005)
• En dan nèt zo lang loowpe tot de griebelgrauw un eind makt ôn oewe wandeling. (https://schorsbos.nl, 01/11/2014)
• Ook dit jaar zal de Kapellekeswandeltocht in de griebelgrauw lopen langs molen De Bijenkorf aan Den Elding. (www.molenstichtinggemert-bakel.nl, 30/12/2018)
• Wandelen ‘in het griebelgrauw’ in buitengebied Gemert; (Eindhovens Dagblad, 30/12/2019)

< >