Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 21-07-2020

greffo

betekenis & definitie

(1987) (ook: griffo) (turbotaal) gereformeerd persoon. Syn.: gerefo*.

• Griffo: een makkelijker uit te spreken versie van ‘gerefo’, verwijzend naar leden van de zwarte-kousenkerk. (Onze Taal, december 1987)
• O. is een griffo-getto: een zwarte parel in gereformeerdenland. (Vrij Nederland, 12/08/1989)
• Greffo, gereformeerde; ook: griffo. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• Het feit dat al die griffo’s drinken als tempeliers is terug te voeren op de doop, daar begint het. (Maarten ’t Hart: De nakomer. 1996)
• En of je nu een Heilige Landkronkel hebt, of losse geile handjes, of een leugenaar bent, of een saaie Griffo, het is de norm om middelmaat te zijn. (Peter Langendam: Boeren, burgers & politici. 2010)
• Het grote verschil tussen de sekte der grefo”s en de sekte der muzelmannen is dat de grefo”s lekker een borreltje mogen nemen van de Heere God der Heirscharen, geen ruggenmergkanker krijgen van onanie en ook niet gestenigd worden als zij betrapt zijn in de hooiberg. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)

< >