(1967) (scheldw.) obsceen persoon; viezerik; smeerlap.
• Als jij maar bij die goorlap komt! Als jij maar aan je trekken ... (Kentering, Volumes 8-9. 1967)
• 100 roden' buiten staan en was op een oproep om binnen te komen 'de enige reactie scheldwoorden als 'lelijke goorlap!' enz. ... (Louis Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, Volume 1. 1969)
• Goorlap! Hengst uit het konijnehok! (Rinus Ferdinandusse: En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal. 1970)
• Mijn huis uit, goorlap!! (Gerrit De Jager & Wim Stevenhagen: De familie Doorzon: Het geslacht Doorzon. 1982)
• 'Goorlap! Goorlap!' riepen ze uit volle borst. (Hans Plomp: Open inrichting. 1985)
• 'Vuile viesbak,' wordt er geroepen, 'ouwe goorlel.' (Hans Moll: De hoeken van de ring. 1987, over een man)
• Wat deed die vieze goorlap met zijn tengels aan mijn schone witte poesje? (Hans Dorres-tein: Alle verhalen. 1990)
• Luuk was een goorlap, maar anderen deden niet voor hem onder. (Gerdy Van Der Stap: Nestspel. 1994)
• Soms wil hij Maurits op zijn bek slaan. Zo denkt hij dat: ik sla je op je bek, goorlap. (Lydia Rood: Offerande. 1995)
• Kun je het je voorstellen, al die goorlappen die met hun ongewassen schijthanden aan die stoelen zitten te veugelen? (Joost Zwagerman: Chaos en rumoer. 1997)
• De grijsaard denkt dat de jonge meiden nog op hem vallen (hij weet niet dat hij in het dorp doorgaat voor een demente goorlap)... (Wim Kayzer: De waarnemer. 2005)
• Als het maar over seks gaat, hè? Goorlap. (Auke Hulst: Jij en ik en alles daartussenin. 2006)
• En een beetje onder water. Onder... eh... nou ja... in zijn... hoe heet dat... zijn reetwasser... zijn bidet. De vuile goorlap. (Beau van Erven Dorens: Pijn. 2008)
• Jaja, dat zou jij natuurlijk doen, goorlap. (Henk Rijks: De kostwinner. 2010)
• Achterlijke goorlap. (James Worthy: James Worthy. 2011)
• “Wat een goorlap ben jij,” zegt de agent met pet, pepperspray binnen handbereik. (Hans Dagelet: De man met de vier o's. 2011)
• Ik wacht je op, goorbak, buiten, na afloop. (Rob van Vuure: Stukjes spiegel. Je kijkt naar je zoon en je ziet jezelf. 2013)
• Wat dacht die goorlap wel niet? Elk alleenstaand campingvrouwtje was behoeftig genoeg om zich door hem te laten bespringen? (Marjoleine Tel: Campinggeluk. 2014)
• Dat gezegd hebbende: het is natuurlijk een schande dat die goorlappen hun neus ophalen voor een sappige veertigster die zoveel te bieden heeft. (Jan Heemskerk & Saskia Noort: Jan en Saskia. De naakte waarheid. 2014)
• ‘Goorlap,’ schold mijn moeder. ‘Kun je wel, een klein hondje pakken…’ (Patricia F. Wessels: De wensdagen. Een jeugd in de Jordaan. 2016)
• Roosje in een seksclub? Wat een onsmakelijke gedachte! Fien daarentegen, zou ervan smullen. Wat was het toch met al die goorlappen bij Bambam? (Fleur van Groningen: Swingers. 2020)