Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-01-2025

gemeenschap hebben

betekenis & definitie

(17e eeuw) (euf.) verkorting van 'vleselijke* gemeenschap (of conversatie) hebben: geslachtsgemeenschap hebben. Net als bekennen* populair in bijbelvertalingen. In preutse kringen wil men al te expliciete omschrijvingen van de geslachtsdaad omzeilen. De keuze voor een vaag woord als 'gemeenschap' vermijdt ongewenste associaties met seks. Ook is het een goed alternatief voor meer technische termen zoals coïtus en copulatie. In de 19de eeuw hadden man en vrouw ook 'lijfsgemeenschap'.

• Ik zou haar nemen, iedere keer als ze voor Otto haar benen had gespreid. Otto, de man van Erika. En al hadden ze in lange tijd geen gemeenschap meer met elkaar gehad, de gedachte dat het ooit was voorgevallen, leek me opwindend genoeg. (Louis Ferron: Het stierenoffer. 1975)
• Evenmin mag de vrouw zich verzetten tegen een coïtus, als de man daarop blijft aandringen (in blijkbaar hoge nood) tijdens de menstruatie, tijdens ziekte als geen dood dreigt, op hoge vastendagen en ‘zelfs in het kerkgebouw en op openbare plaatsen, als de gemeenschap maar verborgen blijft en geen aanstoot verwekt. (Anton Constandse: Eros -de waan der zinnen. 1977)
• Wat denk je... jij in jouw toestand... zou je... zou je echtelijke gemeenschap mogen hebben? (Louis Ferron: Turkenvespers. 1977)
• Ik had, toen de oorlog begon, een jaar geen gemeenschap gehad. (Hermine Heijermans: Leven met eros. 1979)
• Ik stel mij voor hoe mijn ouders gemeenschap hebben gehad in dat Balikpapan van mijn jongetjesjaren, - pas later heb ik mij gerealiseerd wat dat geschuif en gekraak, dat gehijg en zachte woordenzeggen kan zijn geweest,… (Jeroen Brouwers: De zondvloed. 1988)
• Terwijl zij gemeenschap hadden - van vrijen kun je onder zulke omstandigheden moeilijk spreken - probeerde het onderzoeksteam onder leiding van professor Lars Heslet doorsneebeelden van de onderlichamen te maken. (NRC Handelsblad, 28/11/1991)
• Een kleine rondgang langs de zwaar beduimelde afdeling sex in de Openbare bibliotheek levert nog altijd een onthutsende verzameling op van holle jaren-zeventig-praatjes ('seks begint bij jezelf), eufemismen ('coïtus, gemeenschap') en hypocrisie ('het schijnt dat in pornofilms echte acteurs meespelen'). (De Volkskrant, 11/09/1995)
• Vrijen, gemeenschap hebben, neuken. Al die woorden, die haar een stekende pijn gaven: zijn geslacht in het hare, zijn pik in haar kut, haar borsten, haar billen. (René Appel: Echtbreker. 1999)
• Ook zou de held zijn urine niet meer kunnen ophouden. Goed, antwoordde Van der Veen. Maar zou hij nog gemeenschap kunnen hebben? (HP/ De Tijd, 03/05/2002)
• Gynaecoloog na het vinden van een negatieve postcoïtumtest (test na geslachtsgemeenschap om zaadcellen aan te tonen in het slijm van de baarmoedermond): ‘Hebt u eigenlijk wel gemeenschap gehad, want ik kan geen zaadcel vinden?’ Patiënt: ‘Dokter, weet ik dat? U hebt de papieren! (Mieke Kerkhof: Even ontspannen, mevrouw… Belevenissen van een bevlogen gynaecoloog. 2014)
• Gekke uitdrukking, overigens. ‘Met iemand naar bed gaan’ hoeft toch niet te betekenen dat je onder de dekens gaat liggen vozen? Dat woord, vozen, heb ik ergens gelezen maar ik kan me er geen goede voorstelling van maken. In ‘Meisjes Vragen’ gaat het over ‘je verborgen schat’ en dat soort vaagheden waar ik niets mee kan. ‘Gemeenschap hebben’ wil zeggen: zijn ding in mij. Alleen al de gedachte doet me kotsen. (René van Rooij: Het korte leven van Heleen. 2018)

< >