(1992) (Eng.) (jeugd) computervirtuoos, een nerd*. In Amerikaans studentenslang ook: idioot. 'Geek speak' is het speciale taalgebruik van deze nerds.
• De foto van een hoofdloos naakt met prominente jongenspenis, met "stupid white things' (sokken) over de armen, werd door Emmett afgewezen, omdat hij vond dat hij erop uitzag als een "geek' (een kermisattractie). (NRC Handelsblad, 27/11/1992)
• Daarentegen vermeldt hij wel dat een 'geek', een scheldnaam op het net, van oorsprong een circusartiest was die de koppen van levende kippen afbeet. (de Volkskrant, 06/11/1995)
• Geek: De ergste soort onder de netizens: een asociale, melodramatische puistenkop met een ruggegraat van elastiek, die niets anders doet dan computers en netwerken de stuipen op het lijf jagen omdat hij er eigenlijk niets van snapt. Geeks zien zichzelf echter als onderdeel van een subsamenleving met eigen literatuur, spelletjes, enz. Deze subsamenleving accepteert iedereen, en afwijkend gedrag staat hoog in het vaandel geschreven. (Het ABC van de cybertaal in De Tijd, 16/04/1996)
• In de digitale salons waar geeks, nerds en informatici mekaar kort begroeten en op virtuele Cola Lights trakteren.... (PC World Belgium, maart 1999)
• Met m’n 26 jaar was ik de oudste van de klas. Ik zat tussen geeks en whizzkids die zeven of zes jaar jonger waren, en net van school. (Clifford C. Cremer: Bomberjack. 2000)
• Op school werden ze steevast met de nek aangekeken, maar door hun uitzonderlijke computerkennis is nu iedereen naar ze op zoek: de 'geeks'. Twee boeken over de levens van jonge computervirtuozen, met tegengestelde afloop. (NRC Handelsblad, 19/05/2000)
• (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004) p. 108
• Al zijn mijn zusje en ik eens weggelopen tijdens dat erotische ‘meesterwerkje’ van hoe heet die fuckin’ geek; de enige keer dat we voortijdig de bioscoop hebben verlaten. (Nanne Tepper: De kunst is mijn slagveld. Brieven 1993-2001. 2016)
