(1984) (jeugd) halfzacht persoon; watje*.
• De volgende types zijn daar nauw aan verwant. Ze zijn voornamelijk halfzacht: ei, wokkei, schuimpje, badmuts, ,deus, gladiool, watje, balletje, bolletje, flutter, duuk, frotje, butje, willie, billie, woepie, poepertje. Deze lieden zijn weer nauwelijks te onderscheiden van mensen die door hun lage IQ onbeduidend zijn: zoals een wuppie, muppet, zombie, laplul, lapoor, drolu (droplul), drollo, nikso, Limbo (Limburger, de Limburger is de Belg van de Brabander), dombo, stombo, dobooltje (kruising van dom en mongooltje), depi, bonzo (halve gare). (NRC Handelsblad, 19/07/1984)