Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 28-06-2020

flossaart

betekenis & definitie

(16e eeuw) (Barg.) water.

• (Der fielen rabauwen oft der Schalcken vocabulaer. 1563)
• (Cartouche of de gestrafte booswigt: Uyt het Fransch in Nederduitsche vaerzen. 1731)
• (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare. 1886)
• De plaatsen, welke als basis voor de operatieplannen werden uitgekozen, waren natuurlijk zeer verschillend en de keuze hiervan werd dikwijls aan het bloote toeval overgelaten. Toch waren ook hiervoor enkele speciale woorden uitgetrokken, die bij voorkomende gelegenheden als geheime middelen aangewend konden worden, om geen ruchtbaarheid te geven aan de plaats der misdaad. Daartoe dienden bijv., op den „therick" (het land), de „breehaert" (straat of weg), in den „flossaert" (water), de „fioybac" (het schip). (Vragen van den dag. Maandschrift voor Nederland en koloniën, staathuishoudkunde, staatsleven en godsdienst, natuurwetenschappen, uitvindingen en ontdekkingen, aardrijkskunde, geschiedenis en volkenkunde, koloniën, handel en nijverheid enz., 01/01/1925)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)

< >