(1980) (euf.) bordeelhouder die zich respectabel wil voordoen en tegelijkertijd met zijn tijd wil meegaan. Een neutralere benaming bestaat er wellicht niet. Elke verwijzing naar seks en prostitutie werd hier angstvallig weggepoetst. Een synoniem is 'relax-explotant’.
• We moeten eindelijk eens van dat negatieve etiket af," zegt Ton van Oyen uit Den Haag. Hij heeft acht bordelen en een sex-bioscoop in Arnhems rosse buurt en noemt zich enigszins eufemistisch "onroerend goed exploitant". (Nieuwsblad van het Noorden, 24/10/1980)
• De pooier moge zich dan laten interviewen in RUR, of in De Telegraaf openlijk over de hoeren in zijn bordeel praten, hij doet dat als exploitant en schetst de mogelijkheden om voor geld te neuken in termen van een vrijetijdsgebeuren, in een 'verbouwde, tropische open sekssalon, tientallen meisjes uit onze filialen de vakantie bij ons doorbrengen.' (Michael Elias: Taboe in taal. 1992)
• Michielsen en Van de Veen wonen op de Wallen in Amsterdam. Van de Veen al 25 jaar. Michielsen werkt er ook als wat hij noemt 'exploitant van onroerend goed', maar wat op straat gewoon 'kastenbaas' heet. (de Volkskrant, 01/11/1997)