(1930+) (inf.) ergens schoon genoeg van krijgen.
• aepelaezeres, ( ' t - krêge ) schoon genoeg krijgen (van iets of iemand). Van dat slappe gelul van die vent deer krêgd-ik non geweun ’t eepeleezeres van: van dat domme geklets van die man krijg ik nu gewoonweg schoon genoeg. Als een benadrukking van het gesprokene voegt men aan het begin en aan het eind van het desbetreffende zinsdeel nog de woorden deer en van toe. (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)