Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 13-04-2021

een scheet groot

betekenis & definitie

(1904) (Vlaanderen, inf.) erg klein.

• Hij is maar een scheet groot, zeer klein. (Amaat Joos: Waasch Idioticon. 1904)
• Ga een dag naar Londen, je zit vast in het verkeer. Parijs, verkeer. Rome, Amsterdam, New York, Den Haag, Brussel, Perpignan: verkeer. Figueres, verkeer. Figueres is ocharme een scheet groot. (Stan Lauryssens: Bloedrozen. 2009)
• Spijtig genoeg ben ik Luxemburg. Ongeïnspireerd, een naam delend met een stad en een provincie van een ander land, een scheet groot en vaak vergeten, nauwelijks zelfstandig, bekend om niks.... (Ellen Verstrepen: Oker. 2017)
• Grootmoeder die dan altijd met meewarige blik zei dat ze me met rust moesten laten, want ik was nog maar een scheet groot.(Jan Vantoortelboom: De verzonken jongen. Meester Mitraillette. 2019)

< >