(1993) (< Eng.) (euf.) (een bedrijf of organisatie) kleiner maken door staffuncties te elimineren; afslanking; inkrimping.
• ‘Europese bedrijven reageren op de huidige recessie met snijden, saneringen en ontslagen. Ze zijn te veel bezig met downsizing en te weinig met rightsizing.’ (de Volkskrant, 11/11/1993)
• De trend van het consuminderen probeerde het respect bij te brengen voor de dingen in tijden van overvloed. En in het land van de overvloed, Amerika, begon de downshifting, niet te verwarren met de downsizing. Downsizing was een eufemisme voor de golf van ontslagen die de Amerikaanse hogere kaders trof. Maar downshifting is voortaan heel chique in Amerika. De rijken kunnen het zich voortaan permitteren arm te zijn of te lijken. In Downshifting to gear up maakt de Amerikaanse auteur Simon Buckinham er haast een religie van. Downshifting is een levensstijl: carrièrejagers die hun kinderen weer verhalen vertellen, tijd maken voor non-profitactiviteiten, ja het lijkt wel op een witwasserij van het slechte geweten. (De Tijd, 19/02/2000)