Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 08-06-2020

doorgetript

betekenis & definitie

(1972) (inf.) idem als doorgesnoven*.

• Ik ben niet zo doorgetript. Dit punt gaan we scoren, kikkers. De Zon moet plat.' 'Tja,' meent Hannes, 'als dat nou die jongen zijn kick is.' Het psychedelische uur van het pierement is aangebroken. (Jaap Harten: Madame Tussaud in Berchtesgaden. 1972)
• The Top van The Cure ...gek of doorgetript? (Het Parool, 08/05/1984)
• Van Doorn, één van de hoofdrolspelers, ontdoet die periode van voze romantiek. Het blijkt een harde strijd om het bestaan te zijn geweest, die velen niet tot een goed einde hebben gebracht. Doorgetript, uitgeflipt en niet zelden het loodje gelegd. (Het Parool, 28/11/1986)
• Ik heb zelf een agogische maatschap in die school meegemaakt. Dat was zon doorgetript geouwehoer.(De waarheid, 07/01/1989)

< >