Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 17-06-2020

doeltjeskermis

betekenis & definitie

(1951) (voetb.) gezegd wanneer het ene doelpunt na het andere wordt gescoord. Ook wel: doelpuntenfestival.

• Doeltjeskermis maar geen kermisvreugde. (kop in Het vrije volk, 26/11/1951)
• De ploeg van Kessler maakte er trouwens een doeltjeskermis van in de tweede helft en won liefst met 6-1. (Het vrije volk, 08/05/1972)
• Cruyff en co hebben in Amsterdam nu genoeg aan een gelijkspel, want ik ben er zeker van dat Oranje er in de resterende matches bij Noorwegen en IJsland een „doeltjeskermis" van gaat maken. (De Telegraaf, 11/08/1973)
• (René Appel: Voetbaltaal. 1990)
• (Jaap van der Wijk: Voetbalwoordenboek. 1997)
• (Kees Van der Waerden: Groot voetbalwoordenboek van de Nederlandse Taal. 2006)

< >