(1991) (ook: discotrut) (jeugd) meisje dat van disco houdt. Een positievere benaming is discofreak. Een discomiet is dan weer een ‘zeurderige jongen’.
• Discotrut, meisje dat discokleding draagt. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• Je bent helemaal geen gevoelige, subtiele en integere kleinkunstenaar, je bent een ordinaire discosnol, een struikendel, een variétéhoer, een kontebeuker, een reetkever, een rugartiest, een billebeffer, een holpiraat! (Robert Long & Cees van der Pluijm: Hete klippen. 1991)
• Want hoe zeg je in het Spaans: ‘Laten we een condoom gebruiken in verband met mijn nog niet geheel herstelde druiper, die ik bij die vorige discosnol heb opgelopen?’ (Youp van ‘t Hek: Zaterdag. 1999)
• Het broodje brie voor de honger-Afrikaan. Het Breezertje voor de uitgedroogde discosnol. (NRC Handelsblad, 07/02/2004)
Gepubliceerd op 01-06-2020
discosnol
betekenis & definitie