(19e eeuw) (pol.) iets onnodig ingewikkeld maken; bemoeilijken; lastig doen. In de zin van 'weigeren' reeds in de 17e eeuw opgetekend maar ondertussen verouderd. Sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw wordt de term in de eerste betekenis bijna uitsluitend in politieke kringen gebruikt. Ontlening aan het Engels (difficult) wordt algemeen betwist.
• difficulteren, bezwaar maken, bedenkingen opperen. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Op de vraag hoeveel staatssecretarissen D' 66 in dit voorstel zou krijgen, dacht de heer Van Agt aan een tweetal, maar na het protest van de heer Terlouw, dat D' 66 er nu toch al 3 had, wilde de heer Van Agt hierover niet difficulteren. (De Telegraaf, 25/10/1977)
• Vanaf het moment dat de informateurs datlijmplan — met wederzijdse, behoorlijk afgepaste betaling - gered hadden, is Van Agt gaan „difficulteren", zes dagen lang. (De Volkskrant, 07/11/1981)
• (Carla Joosten, Natascha Kuit, Tom van der Maas: Politieke woorden. 1997)
• Zompig 'difficulteren' over de kippenpopulatie. Twee maanden na de verkiezingen heeft Nederland nog altijd geen regering. (De Morgen, 04/07/1998)
• Maar als een kind in gemeente A woont, maar in B naar school gaat, dan komt het kind al ter sprake in het zorg-adviesteam, waar alle professionals in samenwerken. Ook het centrum voor Jeugd en Gezin is daarop aangesloten. En als het kind meerdere problemen heeft wordt dat zichtbaar in de verwijsindex. Je kunt een hele moeilijke casus verzinnen, maar ik ben niet van de afdeling difficulteren. (Trouw, 25/03/2009)
• (Siemon Reker: Dat gezegd hebbend. Taal in politiek Den Haag na 1950. 2019)