(15e eeuw) (cliché) de geneigdheid tot zonde. 'De oude Adam afleggen': zich verbeteren.
• De oude Adam. De zondige geaardheid, welke een mensch eigen is en nimmer geheel uitgeroeid blijkt te zijn. De eerste mensch maakte zich schuldig aan overtreding van Gods gebod (Gen. 3) door te eten van de verboden vrucht (in de volkstaal steeds een appel genoemd; vandaar nog de naam Adamsappel voor het uitstekende strottenhoofd, daar volgens de Joodsche overlevering den eersten mensch een stuk der vrucht in de keel bleef zitten). Die zondige gesteldheid is evenzeer het deel van zijne nakomelingschap. De uitdrukking kan tevens in verband staan met Ef. 4:22, waar de Christenen worden opgewekt den ouden mensch af te leggen, hun vorigen wandel te vergeten, en verjongd van gemoed den nieuwen mensch aan te doen, die naar Gods beeld geschapen is. (Dr. J. Herderschee: Namen en spreekwijzen aan den bijbel ontleend. 1911)
• De oude Adam spreekt: o arme Ziele! waarom zoekt gij niet des werelds gunst en vriendschap? Waarom tracht gij niet naar tijdelijke eere, naar wellust en rijkdom, opdat het u in deze wereld wel ga? (Jan Luyken: Jezus en de ziel. 1916)
• Dit soort aestheten is eigenlijk te nauw verwant aan de philatelisten om misleidend te kunnen zijn; bij hen is het belang der aesthetische onderscheidingen ontaard in het opsparen van lucifersmerken-van-stand. Zij leven de twee naturen naast elkaar, hun oude Adam en hun collectie, en de één raakt de ander niet. (Menno ter Braak: Verzameld werk. Deel 2. 1950)
• Dit betekent intussen niet, luistervrienden, dat wij het bestaan van God ontkennen. Waarom zouden wij? Laat ik de naïeve geesten, die na hun overgang nog met de oude Adam te kampen hebben, buiten beschouwing, dan mag ik het zo stellen: het boezemt ons weinig belang meer in; openbaarde God zich ondubbelzinnig, wij zouden ons natuurlijk haasten onze sceptische houding te herzien; maar onze bijzondere positie geeft ons naar onze mening het recht in dit opzicht veeleisender te zijn dan onze aardse broeders. (Simon Vestdijk: Bericht uit het hiernamaals. 1964)