(19e eeuw) (oorspr.: de deugd in het midden, zei de drommel, en hij ging tussen twee papen) (sch.) wanneer iemand plaats inneemt tussen twee andere personen. Ook gebruikt voor de gulden middenweg van iets.
• De deugd in het midden, zeide de duivel, en hij ging tusschen twee kapucijnen. (J.P. Sprenger van Eijk: Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder van De Scheepvaart en het Scheepsleven ontleend. 1835)
• De deugd in het midden, zei de duivel, en hij ging tusschen twee kapucijnen. (Dietsche Warande. Jaargang 4. 1858)
• De deugd in het midden , zei de duivel , en bij ging tusschen twee Kapucijnen . (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• De deugd in het midden. Schertsend gezegde tot iemand, die tusschen twee andere personen loopt. De aanleiding tot dat gezegde evenwel was geen scherts. Men vindt haar op den kruisheuvel (Golgotha of Calvarië, beide „schedel" beteekenend naar den vorm van dien heuvel), waar met Jezus twee misdadigers werden gekruisigd, één te zijner rechter- en één te zijner linkerhand, Joh. 19: 18. (Dr. J. Herderschee: Namen en spreekwijzen aan den bijbel ontleend. 1911)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Kom maar eens even hier. Als alles in de maatschappij zoo goed geregeld was als bij mij, zou er heel wat minder ellende zijn. Hier heeft iedere man eerlijk zijn eigen gaatje. Daar komt Jaap te staan, daar Vlekkie en de deugd in het midden. (Maurits Dekker: Blinkie & Co. 1948)
• Men raakt de kluts hier kwijt; het wordt allemaal even lastig, als in de buurt van Philo, die steeds twee ondeugden als ‘uitersten’ opstelde, b.v. weelderigheid rèchts, gebrek links; en dan de deugd in het midden. Men kènt dat gezegde: ‘de deugd in het midden’; Philo noemde den weg tusschen rechts en links: den koninklijken weg; en dàt trefwoord kent men òòk. Maar, zoo vraagt men in Philo's gevolg, maar, kan men niet beter alle ondeugden, en gebreken links, en alle deugden enz. rechts plaatsen? (K. Schilder: Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9. 1950)
• deucht, deugd. Uitdr. de deucht in t midde, meestal ironisch gebruikt, wanneer men een in het midden van een groep zittende persoon in het zonnetje wil zetten. (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• Professor J. Douma hield een toespraak met als titel: „De deugd in het midden?" De titel komt ook voor in het spreekwoord „kom maar tussen ons in dan loopt de deugd in het midden". Een grapje dat we ons alleen kunnen permiteren wanneer we het niet verbinden aan een andere betekenis. Die van Jezus Christus, die tussen de moordenaars hing; de deugd in hét midden. (Nederlands dagblad, 06/09/1980)
• De deugd in het midden is geen uitdrukking die de middelmatigheid of het smaakloze compromis bepleit, maar het altijd moeilijk te verwerven maatgevoel benadrukt. (Kees Schuyt, C. J. M. Schuyt: Steunberen van de samenleving: sociologische essays. 2006)