(1935) (euf.) gezegd van een fout, nalatigheid of ongelukkige situatie.
• De zuidspeler verdient geen schoonheidsprijs voor zijn bieden. (Cees Sint, ton Schipperheyn: De kunst van het uitspelen. 1935)
• „Deze wedstrijd verdient geen schoonheidsprijs”, zo vatte trainer Tania de zaken bondig samen, „maar de punten hebben we binnen.” (Algemeen Dagblad, 29/08/1972)
• De nieuwe Dick Francis The Edge verdient geen schoonheidsprijs, de nieuwe Ruth Rendell The Veiled One komt niet echt van de grond, de nieuwe Vachs Blue Belle is oudnieuw, de nieuwe Deighton Hook is nóg eens het begin van een trilogie. (Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988)
• De verbinding van beide zinnen ter weerszijden van maar met dit woord verdient geen schoonheidsprijs, maar daar wil ik het niet over hebben; het is mij om de komma na Amerika te doen. (Onze Taal. Jaargang 50. 1981)
• De ‘nega-taal’ van de overheid beantwoordt aan een eenvoudige grammatica. De basisregel is: schrijf hoe het niet is. ‘De gemeente heeft in deze zaak een modderfiguur geslagen’ bijvoorbeeld, wordt: ‘De gemeente verdient in deze zaak geen schoonheidsprijs.’ Is de juiste invalshoek eenmaal gevonden, dan is het een kwestie van volhouden, van blijven schrijven hoe het ook verder níet is. (Onze Taal. Jaargang 65. 1996)
• (Wim de Jong & Henrico Prins: Kantoortaal. Zakwoordenboek voor op het werk. 1997)
• De politiek van de EG verdient geen schoonheidsprijs. (Twan Huys: In opdracht van Hare Majesteit: diplomaat in crisistijd. 2013)
