(18e eeuw) (meestal gezegd tegen kinderen) daar komt ruzie van.
• Het geen ik ook wel wilde, dat Neef Willem zo begreepen had; en zyn kostelyke ziel zo niet in gevaar gesteld, met dat vervoerde vegten en smyten: want het wordt op 't laatst toch altyd katjesspul. (Aagje Deken & Betje Wolff: Historie van den heer Willem Leevend. 1785)
• Eenmaal ging hij zelfs een dag zitten; 't was in den slappen tijd, en zijn vrouw kon 't dien dag alleen wel af. ‘Drie gulden betalen, omdat ik geheschen heb zonder “van onderen” te roepen, heb je 't ooit zoo zout gegeten?’ zei hij met een kleur van verontwaardiging, terwijl hij 't zitten boven 't betalen verkoos. Overigens kwam hij weinig met de politie in aanraking; zijn stelregel was: ‘Hou je er zoo weinig mogelijk mee op, want 't loopt toch altijd op katjesspul uit.’(Justus van Maurik: Met z’n achten. 1883)
• Een paar droppels maar, omdát moeder heel goed weet dat de kinderen er toch maar mee morsen en hun vingers vuil maken, en dat het spelletje ten slotte katjesspul wordt, als ze over elkaars hanepooten ruzie krijgen. Dan wordt het bakje met inktwater gebruikt om er meê te vechten en Jantje gooit er Pietje mee in zijn gezicht. (De Nieuwe Gids. Jaargang 1. 1885-1886)
• (Lodewijk De Vriese: Gentsche Spreekwoorden en Spreekwijzen. 3e herziene uitgave. 1907)
• Geen poppenfeesten meer geven, want dat loopt op katjesspul uit. (Bataviaasch nieuwsblad, 18/06/1932)
• Katjesspul in de uitdrukking: ‘dat loopt op katjesspul uit’: dat stoeien loopt op ruzie uit. (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)