Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 01-06-2020

dagdag

betekenis & definitie

(1960+) (inf.) begroeting of afscheidsgroet. Mogelijk populair geworden door het kinderboek ‘Eendje Dagdag’ uit de jaren zestig. Vgl. doeidoei*.

• Dagdag. Dag Dag Dag. Voila. Dag Els! Je bent me er een. (Jeroen Brouwers: Kroniek van een karakter. 1986)
• 'Waar ik mij ontzettend aan erger is dat ik steeds vaker 'doeidoei' en 'dagdag' hoor zeggen', schrijft Suus-zonder achternaam. 'Het lijkt wel of het besmettelijk is, steeds meer mensen in mijn omgeving nemen het over.' (de Volkskrant, 16/03/2000)

< >