Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-03-2023

coco

betekenis & definitie

1) (2008) (luchtv.) co-piloot. Syn.: co*.

• Zijn de vliegers er al -stewardessen spreken nooit van piloten, maar van vliegers, van coco's, de co-piloten, en de gezagvoerder heet De Baas, want aan boord is hij de hoogste in rang. (HP/ De Tijd, 11/07/2008)
• Hier en daar vliegt er al een in de verhalen voorbij. Een captain, een copiloot, een coco of een BWK. Meer smaken zijn er niet. Of toch. Er is ook nog zoiets als een babyco. Die heeft maar één gouden streep op zijn jasje en mag de tas van de captain dragen. De volgende stap is de tweede streep, beter bekend als coco of tweede officier. Bij drie strepen heet je copiloot en je bent pas echt piloot als je vier gouden banden op je jasje hebt. Dan ben je wat, dan ben je captain. (Geeri Bakker: Stewardess@work. 2008)

2) (1937) (< Fr.) (Barg.) cocaïne. Syn.: koks*.

• Coco: cocaïne. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Mijn gezegende verbeelding, die de gelatine werd op de gevoelige plaat van mijn geheugen, mijn fantasie die soms mijn vreugdebron was, en soms ook een ‘stupéfiant’ die mijn leven ophield, en mij gaf wat anderen aan coco of opium vragen. (N.E. Fonteyne: Kinderjaren. 1939)
• Hij leefde nu op kosten van zijn partner, en niet zo zuinig ook: wat dat betreft was het een echte Rimbaud. Maar wat het leven pas echt duur maakte, dat waren de steeds hogere bedragen die zij aan cocaïne uitgaven – aan ‘coco-coco’, zoals Tirlantino het noemde (die overal nog koosnaampjes, maar nergens meer geld voor had). (A.F. Th. Van der Heijden: Een gondel in de Herengracht en andere verhalen. 1978)
• (Wim Daniëls: Komkom, tuuttuut, hoho. Herhalingswoorden in het Nederlands en andere talen. 2000)

3) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) iemand van weinig betekenis.

• Coco, Fig. Mensch van weinig beteekenis. R. Ge zij' maar 'ne coco. Dieë vent is 'nen eerste coco. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)

4) (2016) (< Eng. contingent convertibles) (beurs) (meestal meerv.) voorwaardelijk converteerbare obligatie; soort kunstmatige obligatie met meer risico's.

• Misschien zijn kredieten van Europese en Amerikaanse banken aan de oliesector en de groeilanden straks de boosdoener. Of er komt een zogeheten ‘cococrisis’, een implosie van de tientallen miljarden aan zogenoemde ‘contingent convertibles’ die banken hebben uitgegeven om hun kapitaalbuffer te versterken. Het zijn leningen die worden omgezet in bankaandelen wanneer het eigen vermogen van de bank instort. De ‘coco's van Deutsche Bank werden deze week afgeslacht op de beurzen. (De Standaard, 12/02/2016)
• De Zwitserse toezichthouder schiep een uniek precedent bij het redden van Credit Suisse. De houders van zogenaamde coco-obligaties zijn alles kwijt, terwijl dat niet voor de aandeelhouders geldt. (De Standaard, 21/03/2018)

< >