Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 21-09-2023

afkaarten

betekenis & definitie

(1987) (inf.) definitief regelen.

• Er valt niet te ontkomen aan het accomoderen van bezuinigingen. De processen die deze met zich meebrengen, kunnen niet worden afgerond met eenvoudig afkaarten, het gaat om belangen die dienen te worden uitonderhandeld. (De Volkskrant, 22/11/1986)
• Ik herinner me het woord afkaarten, dat ik burgemeester Hans ruijters tweemaal op één avond voor de Vara hoorde gebruiken ('als de zaak is afgekaart'). De betekenis vond ik wel duidelijk, maar hoe komt iemand op zon woord? (Trouw, 07/11/1987)
• Nieuw overleg was volgens haar slechts tussenstapje. Zaak was nog niet definitief ... afgekaart. (Leeuwarder courant, 12/04/1988)
• Steeds vaker blijken institutionele beleggers de werkelijke machthebbers die beter worden geïnformeerd dan andere aandeelhouders en die belangrijke zaken afkaarten in onderonsjes met de ondernemingsleiding. (De Volkskrant, 26/11/1994)
• De liberale vice-premier zegde uiteindelijk toe dat hij erg zijn best zou doen om te onderzoeken of `persoonlijke maatregelen' mogelijk zijn. Dat en zijn mededeling dat hij niets heeft `afgekaart' met de Haarlemse burgemeester Pop stelde de Kamer voorlopig tevreden. (NRC Handelsblad, 10/05/1996)

< >