Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PHOENIX (NAAM)

betekenis & definitie

Phoenix (Φοινιξ), griekse eigennaam.

1. Phoenix, legendarische zoon van → Agenor, broer van Cadmus en Europa, eponieme stamvader van de Pheniciërs.
2. Phoenix, legendarische zoon van koning Amyntor van de Dolopiërs, werd door zijn vader vervloekt omdat hij betrekkingen onderhield met een van diens bijvrouwen. Hij vluchtte naar Phthia, waar hij door koning → Peleus werd aangesteld tot opvoeder en raadsman van de jonge Achilles, die hij ook naar Troje vergezelde. In de Ilias maakt Phoenix deel uit van het gezantschap dat moet pogen Achilles te overreden om weer aan de strijd deel te nemen.

Lit. G. Türk (Roscher 3, 2403-2409). E. Wüst (PRE 20, 404- 412).

3. Phoenix van Colophon, griekse dichter van iambische poëzie uit de 3e eeuw vC, van wie twee gedichtjes en enkele fragmenten bewaard zijn gebleven. In zijn Κορωνισται (De kraaienzangers, d.w.z. jongelui die met een tamme kraai langs de huizen gaan om te bedelen) bezitten we een interessant stukje folkloristische poëzie; zijn Νινος richt zich tegen rijken en veelvraten; hetzelfde is het geval in een papyrusfragment. Phoenix gebruikte, in navolging van → Hipponax, graag het → choliambische metrum.

Lit. Uitgaven: E. Diehl, Anthologia Lyrica Graeca 33 (Leipzig 1952) 124-130. J. U. Powell, Collectanea Alexandrina (Oxford 1925) 231-236. - W.

Riemschneider (PRE 20, 423v). - G. Gerhard, Phoinix von Kolophon (Leipzig/Berlin 1909). [Nuchelmans]

< >