Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PAPSUKKAL

betekenis & definitie

Babylonische god, ’vizier der grote goden’ genoemd, bekend geworden omdat men de in de fundamenten van tempels aangebrachte apotropaeische terracotta beeldjes met hem identificeerde. Deze 10 tot 20 cm hoge beeldjes, een met een mantel beklede, gebaarde en met hoornmuts getooide figuur voorstellend, die in zijn rechterhand een knots draagt, blijken op grond van een in 1973 gepubliceerd ritueel de god Ninsubur of Ilabrat voor te stellen, die in godenlijsten een enkele keer met Papsukkal gelijkgesteld wordt.

De figuurtjes, die via een inscriptie op hun rug getypeerd worden als ’de leider, die alle stormen bedwingt’, zijn vooral in de fundamenten van nieuw-babylonische tempels aangetroffen, speciaal midden onder het podium, waarop het godenbeeld troonde.Lit. G. Martiny, Das stabhaltende Tonmannchen in den Ziegelkapseln babylonischer Tempein (Jahrbuch für kleinasiatische Forschung 3, 1953, 235-243). R. S. Ellis, ’Papsukkal’ Figures beneath the Daises of Mesopotamian Temples (RA 61, 1967, 51-61).

R. Borger, Tonmannchen und Puppen (BiOr 30, 1973, 176-183). [Veenhof]

< >