Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

PANTOMIME

betekenis & definitie

Pantomime (παντομιμος, letterlijk ’alles nabootsend’), vorm van toneelkunst waarbij de acteurs alleen de ewegingsmogelijkheden van het menselijk lichaam als dramatische communicatie- en expressiemiddelen benutten, met bewuste uitsluiting van het woord. De pantomime is dus nauw verwant met dans en ballet, maar ontleent, in tegenstelling tot deze beide, haar bewegingen niet aan de muziek; deze heeft bij de pantomime slechts de secundaire functie van suggestieve achtergrond en onderstreping van de mimische bewegingen.

In de oudheid werden met παντομιμος en pantomimus zowel het spel als de acteur van de pantomime aangeduid.De Grieken kenden de pantomime zeker sinds de 5e eeuw vC als een speciale dansvorm, die evenwel nog niet de pas sinds de 1e eeuw vC voorkomende specifieke naam pantomime droeg. Zulke pantomimische dansen, uitgevoerd door een groep of door een solist, schijnen, zoals bv. in de door Xenophon (Symposium 9) beschreven pantomime over het minnespel van Dionysus en Ariadne het geval is, hun thema’s bij voorkeur gezocht te hebben in taferelen uit de mythologie die nauw aansluiten bij ervaringen uit het dagelijks leven, hetgeen op een tweeledige oorsprong van de griekse pantomime zou kunnen wijzen: rituele dans en volkse mimus. Soortgelijke pantomimen hebben ongetwijfeld ook in Rome en de rest van Italië reeds vroeg bestaan.

De scheppers van de eigenlijke romeinse pantomime zouden Pylades van Cilicië en Bathyllus van Alexandrië geweest zijn, die volgens de overlevering in 22 vC in Rome voor het eerst p.n opvoerden, de eerste in het tragische, de tweede in het komische genre. De werkelijkheid achter deze overlevering zal wel zijn dat Pylades en Bathyllus de pantomime een vaste kunstvorm gegeven hebben die haar geschikt maakte voor opvoeringen in theaters. Sindsdien werd, blijkens de bronnen, de pantomime meestal opgevoerd door één acteur, die met behulp van verschillende maskers meer dan één rol speelde en wiens spel begeleid werd door een klein orkest en een koor, dat het uitgebeelde verhaal zong; het orkest zorgde, behalve voor de begeleiding, ook voor instrumentale intermezzi. In deze vorm, die in veel opzichten op de moderne revue geleken moet hebben, beheerste de pantomime, naast de z.g. hypothesis-mimus, het romeinse èn griekse toneel van de keizertijd, toen de werken van de grote tragedie- en komediedichters nog slechts gelezen werden, bijna volledig; dichters als Lucanus en Statius schreven libretti voor pantomimen.

De meeste keizers van de 1e en 2e eeuw waren grote bewonderaars en begunstigers van de pantomime; latere keizers waren er, evenals de kerkvaders, tegenstanders van en namen er maatregelen tegen, wegens de excessen, vooral op sexueel gebied, die de acteurs zich veroorloofden. In 526 werden de opvoeringen door Justinianus definitief verboden en op het eind van de 7e eeuw was de antieke pantomime uitgestorven.

De moderne pantomime, die op verschillende wijzen tot het wezen van deze dramatische oervorm tracht door te dringen, heeft geen enkele historische band met die van de oudheid.

Lit. Lucianus, Περι ορχησεως. Libanius, oratio 64. - E. Wüst (PRE 18, 2 (3), 833-869). - L. Robert, P.n im griechischen Oriënt (Hermes 65, 1930, 106-122). O.

Weinreich, Epigramm und Pantomimus (Sitzungsberichte Heidelberger Akad. Wiss., Philosophisch-historische Klasse, 1944-1948, Abh. 1). V. Ro- tolo, II pantomimo. Studi e testi (Palermo 1957). K.

Simon, P. Ursprung, Wesen, Möglichkeiten (München 1960). [Nuchelmans]

< >